De Pijnlijke Vrijheid van het Zien

Gepubliceerd op 22 september 2025 om 12:44

Er zijn van die vragen die we op de automatische piloot beantwoorden. "Hoe gaat het met je?" is er zo een. Jarenlang had ik mijn antwoord klaarliggen, als een gladgestreken jas die ik snel kon aantrekken. "Goed hoor," zei ik dan. En soms voegde ik er nog een "druk, hè" aan toe voor de geloofwaardigheid. Het was een leugen, natuurlijk. Maar het was een leugen die de wereld draaiende hield, een leugen die relaties comfortabel en oppervlaktes glad hield. Ik wist niet eens meer hoe zwaar die jas was geworden.

Tot die ene dag.

De vraag was hetzelfde, maar de bodem onder mijn voeten was weggeslagen. De jas paste niet meer. En in een plotselinge, onstuitbare stroom van eerlijkheid, brak de dam die ik 47 jaar lang met man en macht had onderhouden. Het antwoord was niet "goed". Het antwoord was een leven. Een leven in de overlevingsstand, gevormd door de echo’s van andermans trauma, op zoek naar een fundament dat er nooit was geweest.

Wat er daarna gebeurde, was nog het meest pijnlijk. De reactie was geen omarming, maar een ongemakkelijk schuifelen. Een goedbedoeld advies om het verleden te laten rusten, om vooruit te kijken. En op dat precieze moment, knipte er een fel licht aan in een kamer waarin ik mijn hele leven op de tast had geleefd.

De kilte die ik voelde was geen nieuwe tocht; het was de oude, constante trek van een deur die nooit echt voor me openstond. Het onbegrip was geen plotselinge muur; het was het fundament van het huis waarin ik was opgegroeid, dat ik nu voor het eerst helder zag. De schok was niet het in de steek gelaten worden van vandaag. De schok was het verpletterende besef dat ik altijd al in de steek was gelaten, en dat ik nu pas de moed had om het te voelen.

En met die pijnlijke helderheid, kwam er een vreemd soort rust. Ik begon de patronen te zien, niet alleen in mezelf, maar in iedereen om me heen. Ik zag hoe dezelfde onzichtbare wond bij de één tot uiting kwam in het lichaam, bij de ander in een opgebrand zenuwstelsel en bij een derde in een rusteloos vluchtgedrag. Iedereen was aan het overleven, met de middelen die ze hadden. Hoe kon ik van hen begrip verwachten voor een taal die ze zelf nooit hadden durven leren spreken? Hoe kon ik water verwachten uit een put die voor ons allemaal leeg was?

Ze laten me niet in de steek. Ze kunnen niet mee.

Er is een diepe, intense eenzaamheid in dit besef. Het is de eenzaamheid van de pionier die het bekende pad verlaat en zijn eigen weg door het struikgewas begint te banen. Je kijkt achterom en ziet de anderen staan, zwaaiend misschien, of verward, maar ze blijven waar ze zijn. Je wordt niet achtergelaten; je loopt vooruit.

En die pijn? Die is er. Het is de groeipijn van een ziel die uit zijn te krappe omhulsel barst. Het is de prijs die je betaalt voor het zien. Maar in die helderheid, hoe verblindend ook, ligt een belofte. De belofte dat je stopt met zoeken naar warmte bij koude haarden. De belofte dat je je eigen huis kunt bouwen, op je eigen, stevige grond.

De vraag is niet langer hoe het met mij gaat. De vraag is: wie ben ik, nu ik eindelijk durf te kijken? En in die pijnlijke, heldere stilte, hoor ik voor het eerst het zachte, vastberaden begin van mijn eigen antwoord.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.