Ik heb een groot deel van mijn leven mezelf weggecijferd. Het leek bijna vanzelf te gaan: de ander vooropstellen, zorgen dat iedereen zich goed voelde, en daarbij vergeten wat ík nodig had. Ik dacht dat het liefde was. Ik dacht dat het zo hoorde. Maar diep van binnen raakte ik steeds verder van mezelf verwijderd.
Jezelf wegcijferen voelt in het begin misschien als kracht. Alsof je laat zien dat je loyaal bent, dat je kunt geven zonder iets terug te vragen. Maar langzaam begint er iets te knagen. Een leegte. Een stemmetje dat zegt: “En jij dan?” Toch bleef ik die stem negeren, uit angst om egoïstisch te zijn of mensen teleur te stellen.
Het resultaat was dat ik mezelf vergat. Ik zei “ja” terwijl ik “nee” voelde. Ik luisterde naar anderen maar vertelde zelden mijn eigen verhaal. En ergens onderweg verloor ik het zicht op wie ík werkelijk was. Ik werd een rol, een helper, een gever — maar niet meer Mario.
Nu ik hier bewuster naar kijk, zie ik dat jezelf wegcijferen geen liefde is. Het is jezelf in de steek laten. En dat besef doet pijn, maar het geeft me ook kracht. Want ik kan het anders doen. Ik mag mezelf zien. Ik mag grenzen stellen zonder schuldgevoel. Ik mag ook kiezen voor míj, zodat ik vanuit liefde kan geven in plaats van uit leegte.
De grootste liefde begint niet bij de ander, maar bij jezelf. En hoe meer ik mezelf leer omarmen, hoe meer ik voel dat ik echt iets kan betekenen voor anderen — zonder mezelf nog langer kwijt te raken.

Reactie plaatsen
Reacties